Rechtbank Noord-Holland beslist dat de gemachtigde van actrice X begunstigend beleid van de Belastingdienst, om diens inkomsten als winst uit onderneming te kwalificeren, niet aannemelijk heeft gemaakt.
Belanghebbende, X, werkt in het jaar 2013 als actrice op basis van arbeidsovereenkomsten met organisaties die zich bezighouden met theaterproducties. X geeft de genoten inkomsten aan als winst uit onderneming. De inspecteur corrigeert de aangifte en neemt de inkomsten in aanmerking als loon uit dienstbetrekking. X komt in beroep. De gemachtigde van X stelt dat er sprake is van niet gepubliceerd begunstigend beleid bij de Belastingdienst voor deze groep belastingplichtigen. Dit beleid houdt volgens hem in dat de door artiesten genoten inkomsten worden gekwalificeerd als omzet, vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding of vanwege absorptie van de looninkomsten door de winst.
Rechtbank Noord-Holland verwijst naar de uitspraak van Hof Amsterdam 29 mei 2018, V-N 2018/41.25.6. In die zaak werd een toneelspeelster/actrice bijgestaan door dezelfde gemachtigde als die van X. Het hof besliste dat zij met de door haar overgelegde bewijsstukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat een of meer van de door haar genoemde belastingplichtigen feitelijk en rechtens in vergelijkbare omstandigheden verkeerden, laat staan dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat bij een of meer van deze belastingplichtigen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Ook in het geval van X wordt het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen. De gemachtigde slaagt volgens de rechtbank niet in het door hem te leveren bewijs. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 20 mei