X is over het eerste kwartaal van 2016 € 9586 btw verschuldigd. Een kantoorgenoot van haar gemachtigde verwisselt echter per abuis de btw-aangifte van X met die van een andere klant. X ontvangt aldus ten onrechte een teruggaaf van € 48. Naar aanleiding van de suppletieaangiften over 2016 krijgt de andere klant een teruggaaf van € 8690, waarover geen belastingrente is vergoed. In geschil is of X bij de naheffing in april 2018 over 2016 wel € 532 aan belastingrente is verschuldigd. Volgens X heeft de Staat per saldo geen rente-nadeel geleden, zodat geen belastingrente in rekening gebracht mag worden.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X ten onrechte uitgaat van een (economische) versmelting tussen twee niet met elkaar gelieerde belastingplichtigen en dat het feitelijk door de Staat geleden rente-nadeel los staat van de in rekening te brengen belastingrente. Er kan voorts niet worden afgeweken van de door X als onredelijk ervaren wettelijke bepaling. De rechter moet namelijk volgens de wet rechtspreken en mag in geen geval de innerlijke waarde en billijkheid van de wet beoordelen, het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30h
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 2 september