Belanghebbende, X, exploiteert een café in de binnenstad van Almelo waar de gemeente reclamebelasting heft. De opbrengst van deze heffing vloeit, na aftrek van perceptiekosten, toe aan een stichting ondernemersfonds. X is het niet eens met de aanslagen reclamebelasting die hem zijn opgelegd over de jaren 2011 en 2012. X profiteert naar eigen zeggen niet van de activiteiten van het ondernemersfonds.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de geografische beperking van de heffing van reclamebelasting tot de binnenstad van Almelo. In het algemeen geldt dat, indien een gemeente besluit de opbrengst van een reclamebelasting te besteden aan activiteiten en voorzieningen in bepaalde gebieden, en zij het object van de heffing heeft beperkt tot openbare aankondigingen in dat gedeelte van haar grondgebied, er sprake is van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor die beperking. Echter, indien, zoals in dit geval, een belanghebbende gemotiveerd weerspreekt dat dergelijke activiteiten en voorzieningen daadwerkelijk worden gefinancierd met de opbrengst van de reclamebelasting, ligt het op de weg van de heffingsambtenaar zulks aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar is hier niet in geslaagd.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 24 april