Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bestuursorganen en rechtbanken bij het bepalen van de gewichtscategorie van een zaak voor de (proces)kostenvergoeding niet gebonden zijn aan het richtsnoer van de gerechtshoven.

X is het niet eens met de wegingsfactor die de heffingsambtenaar heeft toegekend in een parkeerbelastingbezwaar. X wijst erop dat het gezamenlijke richtsnoer van de gerechtshoven in dit geval een wegingsfactor van 0,5 in plaats van 0,25 voorschrijft.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bestuursorganen en rechtbanken bij het bepalen van de gewichtscategorie van een zaak voor de (proces)kostenvergoeding niet gebonden zijn aan het richtsnoer van de gerechtshoven. De hoven hebben voor beslissingen over proceskostenvergoedingen een gecoördineerde richtsnoer opgesteld (zie onder meer Hof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307). Het hof wijst erop dat de heffingsambtenaren noch de rechtbanken binnen de respectieve ressorten zijn betrokken bij de totstandkoming van het richtsnoer en die instanties niet verplicht zijn de proceskostenvergoeding conform het richtsnoer vast te stellen. Indien, zoals in dit geval, in hoger beroep wordt geklaagd over het door de heffingsambtenaar bepaalde gewicht van de zaak, is de beoordelingsmaatstaf voor het hof dan ook niet of de heffingsambtenaar het richtsnoer juist heeft toegepast, maar of de heffingsambtenaar het gewicht van de zaak heeft bepaald met juiste toepassing van de regels die zijn gesteld in het Bpb. In dit specifieke geval acht het hof de door de heffingsambtenaar toegepaste wegingsfactor van 0,25 juist.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 30 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

273

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen