Rechtbank Limburg oordeelt dat X in het bezwaarschrift voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij bestuurder was van de auto en in die hoedanigheid bevoegd was om bezwaar te maken tegen de aan de kentekenhouder opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

X maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan een ander, zijnde de kentekenhouder van de auto. De heffingsambtenaar vraagt de gemachtigde van X een machtiging te overleggen op naam van de kentekenhouder. Als deze uitblijft, verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk.

Rechtbank Limburg oordeelt dat X in het bezwaarschrift voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij bestuurder was van de auto en in die hoedanigheid bevoegd was om bezwaar te maken tegen de aan de kentekenhouder opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft volgens de rechtbank van de gemachtigde ten onrechte een machtiging van de kentekenhouder verlangd. En toen die niet werd overgelegd, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van X ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard (zie HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:440, V-N 2019/18.17). De rechtbank verklaart het beroep gegrond en geeft de heffingsambtenaar de opdracht om een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 2:1

Gemeentewet 225

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Limburg

Editie: 4 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen