Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst bij de berekening van belastingrente van een aanslag geen rekening kan houden met een recht op vermindering van een andere aanslag.

Aan X bv is een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2018 opgelegd naar een te betalen bedrag. De Belastingdienst brengt een bedrag van € 41.617 aan belastingrente in rekening. X bv is het niet eens met de hoogte van de belastingrente, zij wil dat de Belastingdienst rekening houdt met een teruggaaf op de aanslag vennootschapsbelasting 2019.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst bij de berekening van belastingrente van een aanslag geen rekening kan houden met een recht op vermindering van een andere aanslag. De wet biedt hiervoor geen ruimte (HR 13 november 2020, nr. 20/01266, V-N 2020/59.22). De inspecteur heeft bij de berekening van de belastingrente over de aanslag vennootschapsbelasting 2018 dus terecht geen rekening gehouden met de teruggaaf op de aanslag vennootschapsbelasting 2019. De rechtbank ziet geen ruimte de belastingrente die rechtstreeks uit de wet voortvloeit te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel van art. 3:4 lid 2 Awb of het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:4

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 10 augustus

30

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen