Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet inteert op haar vermogen. Uit de berekening van de rechtbank volgt namelijk dat X na het betalen van de belasting voldoende overhoudt om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Er is geen sprake van een individuele en buitensporige last.

X ontvangt in 2017 € 1200 aan rente op haar spaartegoeden. Zij is € 3200 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X is het niet eens met de vermogensrendementsheffing, omdat zij gedwongen op haar vermogen inteert. Er is volgens haar dan ook sprake van een individuele en buitensporige last.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X na het betalen van de vermogensrendementsheffing over voldoende resterend inkomen beschikt om de vaste lasten en uitgaven te kunnen bekostigen. Uit de berekening van de rechtbank volgt dat X niet op haar vermogen hoeft in te teren om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Haar inkomen ligt na het betalen van de belasting namelijk nog boven het sociaal minimum. Dat X inmiddels jarenlang minder rendement behaalt dan de te betalen box 3-heffing, maakt volgens de rechtbank ook niet dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Hetgeen X daartoe aanvoert is onvoldoende. Ook is niet van belang dat het wegvallen van de lijfrente-uitkering in 2018 ertoe zou kunnen leiden dat haar besteedbare inkomen van dat jaar onder de minimumnorm duikt. De onderhavige aanslag betreft namelijk het jaar 2017.

[Bron Uitspraak]

Thema: Box 3

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 11 januari

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen