A is gehuwd met E. A en E hebben twee kinderen. E overlijdt in 2010. Tot de nalatenschap behoren de aandelen in B bv. Omdat belanghebbenden, A en zijn twee kinderen, geen resultaat hebben aangegeven in verband met een (fictieve) vervreemding van de a.b.-aandelen door het overlijden van E, legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag op. Belanghebbenden stellen dat de aanslag te hoog is. Volgens hen bedraagt het voordeel € 64.913.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij het vaststellen van de waarde van de aandelen ook rekening moet worden gehouden met een weduwe- en wezenpensioen. De rechtbank verwerpt namelijk de stelling van de inspecteur dat B bv, door het overlijden van E, volledig is bevrijd van de verplichting om bij vooroverlijden van A levenslang een nabestaandenpensioen te betalen. Volgens de rechtbank blijkt uit de pensioenbrief namelijk dat op B bv de verplichting rust om een nabestaandenpensioen uit te keren als A ten tijde van zijn overlijden een partner heeft als bedoeld in de pensioenbrief. Hetzelfde geldt voor het wezenpensioen voor de kinderen. Ook hier moet volgens de rechtbank rekening mee worden gehouden. De waarde van de aandelen wordt gedrukt door de verplichtingen, die volgens de rechtbank tot het ondernemingsvermogen van B bv behoren. De rechtbank stelt het vervreemdingsvoordeel uiteindelijk vast op € 132.057, waarvan de helft is belast bij E. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.16
Wet inkomstenbelasting 2001 4.19
Wet inkomstenbelasting 2001 4.17a
Wet inkomstenbelasting 2001 4.22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 december