Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat het standpunt van de heer X, dat hij omzet- en inkomstenbelastingbedragen met elkaar zou mogen verrekenen, niet pleitbaar is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

De heer X exploiteert een eenmanszaak. In 2010 tot en met het eerste kwartaal van 2015 is er geen omzet. Desondanks trekt hij in zijn btw-aangiften vanaf 2012 wel voorbelasting af. X verkeert namelijk in de veronderstelling dat hij een nog te ontvangen IB-teruggaaf over 1999 aldus kan verrekenen, omdat de Belastingdienst dit ook mag. Na een boekenonderzoek volgt een naheffingsaanslag van € 29.770 en een vergrijpboete van € 5000. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de boete terecht omdat het aan (voorwaardelijk) opzet van X is te wijten dat te weinig btw is betaald. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N Vandaag 2018/1986) oordeelt dat het standpunt van X dat hij omzet- en inkomstenbelastingbedragen met elkaar zou mogen verrekenen niet pleitbaar is. X heeft namelijk geen enkel contact met de (ontvanger van de) Belastingdienst gelegd toen hij zich zijn beweerdelijke recht op de IB-teruggaaf realiseerde. X heeft de teruggave gerealiseerd door bewust onjuiste btw-aangiften te doen. Alleen al daarom is zijn handelwijze niet gerechtvaardigd. De boete is passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 28 mei

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen