Rechtbank Den Haag oordeelt dat ook bij levering van binnenlandse voertuigen de BPM terzake van de eerste registratie voorafgaand aan die registratie moet worden voldaan.
X bv doet BPM-aangifte voor een gebruikte Ferrari. De verschuldigde BPM is betaald op 21 januari 2021 en de auto is op 22 januari 2021 op naam gesteld. X bv stelt dat de onderhavige BPM, anders dan bij binnenlandse voertuigen, ten onrechte moet worden betaald voordat het belastbare feit (de registratie in het kentekenregister) plaatsvindt.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat ook bij levering van binnenlandse voertuigen de BPM terzake van de eerste registratie voorafgaand aan de registratie moet worden voldaan. Van discriminatie is dus geen sprake. De rechtbank is niet verplicht tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU en ziet daar ook geen aanleiding toe. De verplichting om vooraf het griffierecht te moeten betalen, is niet in strijd met het EU-recht. X bv heeft geen beroep op betalingsonmacht gedaan, zodat niet aannemelijk is dat de hoogte van het griffierecht een daadwerkelijk obstakel voor de toegang tot de rechter is. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 27 maart