Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een hotel dat op 1 januari van het belastingjaar 2016 nog in aanbouw is. De WOZ-waarde 2016 is vastgesteld op € 13.267.000. X bv bepleit een lagere waarde en baseert zich daarbij op een brief van B. en W. uit 2012 waarin het volgende staat: “De richtwaarde voor de WOZ-waarde is, gezien de waarde van een vergelijkbaar hotel in Den Haag/Nootdorp, circa 10 miljoen euro.”.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv geen rechten kan ontlenen aan de brief van B. en W. over de WOZ-waardering. Nog daargelaten of B. en W. hier bevoegd is, is ook overigens niet voldaan aan de vereisten voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel. In de brief wordt niet meer aangegeven dan dat de richtwaarde voor de WOZ-waarde circa € 10 miljoen is op basis van de (toen bekende) bouwsom van een vergelijkbaar hotel. Ter zitting is duidelijk geworden dat de bouwsom toentertijd nog niet bekend was. Er is geen ondubbelzinnige standpuntbepaling over de hoogte van de waarde 2016 met inachtneming van de concrete situatie van X bv. De genoemde waarde is nadrukkelijk als richtwaarde aangeduid. De brief bevat geen toezegging en X bv heeft dit redelijkerwijs ook niet als zodanig kunnen opvatten.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 24 april