Wallenborn Transports SA vervoert op 11 juni 2009 een lading textiel van Frankfurt am Main naar een in de vrijhaven Hamburg gevestigde onderneming. Het textiel is op 10 juni 2009 in het douanegebied van de EU ingevoerd en aangebracht. Het textiel is aangemeld voor een regeling extern communautair douanevervoer, dat vóór 17 juni 2009 moest zijn beëindigd. Het textiel is echter niet bij het douanekantoor van bestemming aangekomen. De Duitse fiscus legt een aanslag invoerrechten en btw bij invoer op aan Wallenborn. Wallenborn stelt echter dat de douaneschuld weliswaar is ontstaan bij het lossen van de vrachtwagen in de vrijhaven, na verbreking van de verzegeling, maar dat de vrijhaven als vrije zone niet tot het binnenland behoort. Daarom is er volgens Wallenborn geen sprake van een belastbare handeling voor de btw. De Duitse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat er geen btw bij invoer wordt verschuldigd als een goed aan het douanetoezicht binnen een vrije zone wordt onttrokken. Het Hof van Justitie EU merkt daarbij wel op dat het goed dan niet in het economische circuit van de EU mag zijn gebracht. Of daar sprake van is, moet de verwijzende rechter beoordelen. Het Hof van Justitie EU stelt verder nog vast dat wanneer op grond van art. 203 CDW een douaneschuld ontstaat, en is uitgesloten dat hierdoor een btw-schuld ontstaat, art. 204 CDW niet hoeft te worden toegepast met het enkele doel om het de intreden van het belastbare feit van deze belasting te rechtvaardigen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 6 juni