Belanghebbende, X, huurt voor zijn onderneming een bedrijfspand. Nadat de politie in 2010 een hennepkwekerij heeft aangetroffen, verhoogt de inspecteur het inkomen van X met inkomsten uit hennepteelt. Hof Den Haag acht dit terecht, ondanks het feit dat het Openbaar Ministerie de strafzaak tegen X heeft geseponeerd.
De Hoge Raad spreekt zich uit over de gevolgen van een strafrechtelijk depot voor daarop volgende belastingheffing en beboeting. Het gaat dan om situaties waarin het niet tot een rechterlijke uitspraak van de strafrechter is gekomen door een sepot. Als dan een procedure over een belastingaanslag volgt, is het mogelijk dat zich in die procedure nog een schending van de onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM voordoet. Dit kan spelen bij een zogenoemd technisch sepot, hetgeen inhoudt dat niet (verder) wordt vervolgd omdat onvoldoende bewijs aanwezig is. Dan is niet uitgesloten dat in de latere belastingprocedure twijfel ontstaat over de juistheid van de gronden waarop is beslist de strafrechtelijke vervolging niet aan de vangen of niet door te zetten. Het hof heeft deze mogelijkheid van een schending van de onschuldpresumptie niet onderkend. Tot cassatie kan dit echter niet leiden. X heeft immers geen omstandigheden aangevoerd die de gevolgtrekking kunnen rechtvaardigen dat het standpunt van de inspecteur en het oordeel van het hof - in strijd met art. 6 lid 2 EVRM - twijfel oproept over de juistheid van de gronden van het sepot. Het cassatieberoep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6-2