Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen.
De inspecteur legt IB-navorderingsaanslagen 2012 - 2014 op aan X in verband met pensioenuitkeringen die niet zijn aangegeven. X is het hier niet mee eens en procedeert tot aan de Hoge Raad. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond (9 april 2021, 20/02550). De verzoeken om herziening van het arrest worden niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van art. 80 Wet RO. In april 2021 verzoekt X de inspecteur om ambtshalve vermindering. De inspecteur wijst het verzoek af wegens het niet tijdig indienen van dit verzoek. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep ongegrond.
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen. Ook bestaat op grond van het EU-recht geen recht op een ambtshalve vermindering. Aangezien de directe belastingen tot de bevoegdheid van de lidstaten zelf behoort mogen de lidstaten hun eigen nationale procesregels toepassen bij het recht op teruggaaf van belasting. Daarbij geldt wel dat die regels het niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken om een recht op teruggaaf te effectueren. De vijfjaarstermijn maakt volgens het hof niet dat effectuering van een dergelijk recht onmogelijk of uiterst moeilijk is. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 29 januari
Informatiesoort: VN Vandaag