Belanghebbende, X, is eigenaar van een bouwterrein met een oppervlakte van 1900 m², waarvan 945 m² voor woondoeleinden is bestemd en 955 m² voor bedrijfsdoeleinden. In geschil zijn de aanslagen OZB en de WOZ-beschikkingen over de jaren 2012 en 2013.
Hof Den Haag oordeelt dat X bij het begin van de kalenderjaren 2012 en 2013 het genot heeft van het perceel krachtens eigendom. Noch de omstandigheid dat een derde een vordering zou hebben ingesteld noch de omstandigheid dat op het perceel tegen de wil van X een grondheuvel lag, rechtvaardigt volgens het hof de conclusie dat X, hoewel hij eigenaar was, niet het genot krachtens eigendom van het perceel had of dat het genot zodanig was beperkt dat hij niet als genothebbende kan worden aangemerkt. De civielrechtelijke procedure heeft geen invloed op de WOZ-waarde. Met de kosten van verwijdering van de grondheuvel alsmede met andere opruimkosten heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden bij de waardebepaling. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 18 januari