Belanghebbende, X bv, heeft over de tijdvakken in de periode 2002 tot en met juli 2006 geen (tijdige) bezwaarschriften ingediend tegen de door haar op aangifte betaalde bedragen aan loonbelasting en premie volksverzekeringen. X bv past met terugwerkende kracht een afdrachtvermindering loonbelasting toe van 40% in plaats van 10%. X bv wil dat bewerkstelligen via correctieberichten. De inspecteur gaat hierin niet mee. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat een correctiebericht moet worden beschouwd als een verzoek om ambtshalve vermindering. De weigering van de inspecteur om een ambtshalve vermindering te verlenen is volgens vaste jurisprudentie niet vatbaar voor bezwaar en beroep. De naheffingsaanslagen worden gehandhaafd. X bv komt in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat in beginsel geldt dat de verschuldigdheid van het op aangifte afgedragen bedrag na afloop van de bezwaartermijn van zes weken, zonder dat bezwaar is gemaakt, definitief is komen vast te staan. Ook in geval van afdracht op aangifte geldt daarom dat de inhoudingsplichtige die heeft verzuimd daartegen tijdig een rechtsmiddel aan te wenden, zich nadien in beginsel niet met vrucht erop kan beroepen dat de heffing ongeldig is en de belasting moet worden gerestitueerd. Noch uit de tekst van art. 28a Wet LB 1964, noch uit de parlementaire geschiedenis van de bepaling blijkt dat de wetgever met de daarin neergelegde regeling van het correctiebericht een uitzondering heeft willen maken. Het moet er daarom, mede uit een oogpunt van rechtszekerheid, voor worden gehouden dat art. 28a Wet LB 1964 niet een dergelijke uitzondering bevat. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat in de procedure over deze naheffingsaanslagen moet worden uitgegaan van de juistheid van de in de jaren 2002 tot en met 2006 op aangifte afgedragen loonbelasting. Het beroep in cassatie is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 mei