Belanghebbende, X, drijft een auto- en garagebedrijf. Volgens de Basisregistratie woont X van 13 januari 2012 tot 18 juni 2015 in Spanje. Feitelijk woont hij in 2012 echter in Nederland. Vanaf 1 september 2012 staat A, de echtgenote van X, bij het handelsregister ingeschreven als ondernemer. In zijn IB-aangifte 2012 geeft X een verlies aan. De inspecteur is echter van mening dat X een onderneming drijft, en niet A. Hij stelt het inkomen daarom vast op € 30.000, dat wordt verrekend met verliezen uit het verleden. De inspecteur neemt daarbij in aanmerking dat X tijdens een gesprek heeft gezegd dat hij altijd in Nederland heeft gewoond, en dat hij zich slechts had uitgeschreven om aan schuldeisers te ontkomen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de onderneming niet voor rekening van X wordt gedreven. Volgens de rechtbank is hetgeen de inspecteur daartoe heeft aangevoerd onvoldoende. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X wel heeft meegewerkt in de onderneming, maar dat dit nog niet betekent dat de onderneming voor zijn rekening is gedreven. De inspecteur heeft het verlies ten onrechte verrekend.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het aannemelijk is dat X in 2012 activiteiten in het economische verkeer heeft verricht, en dat het ongeloofwaardig is dat hij daarvoor geen beloning heeft ontvangen. Het hof wijst er daarbij op dat er geen geloofwaardige verklaring is gegeven over hetgeen waarvan X en zijn gezin zouden hebben geleefd tijdens deze periode zonder inkomsten. Volgens het hof moet X in 2012 minimaal € 10.000 aan inkomen hebben genoten. Het hof is van mening dat de bewijslast dan moet worden omgekeerd, en dat de schatting van het inkomen door de inspecteur redelijk is. De inspecteur heeft de verliezen uit het verleden dan ook terecht verrekend met de inkomsten uit 2012.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.150
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 december