X bv handelt vanuit Nederland in kleding en bijbehorende accessoires. X bv verkoopt deze artikelen onder meer via een webwinkel. Tot de clientèle behoren ook particulieren in Duitsland. Naar aanleiding van een controle legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag op aan X bv. X bv stelt dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met een door haar voldaan bedrag aan btw, omdat dat bedrag betrekking zou hebben op door haar, via haar webwinkel aan particuliere afnemers in Duitsland, verkochte en afgeleverde artikelen. Hof Amsterdam oordeelt dat X bv het bedrag niet in mindering kan brengen. Het hof wijst er hierbij op dat in het eerste kwartaal van 2010 het drempelbedrag van € 100.000 nog niet was overschreden. Volgens het hof kan art. 5a Wet OB 1968 dan niet worden toegepast voor die verkopen, omdat de plaats van levering pas na het bereiken van het drempelbedrag wordt verlegd van Nederland naar het land van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen. X bv stelt in cassatie dat gedurende het jaar 2010 het drempelbedrag van € 100.000 is overschreden, zodat ook in het eerste kwartaal geen btw is verschuldigd.
De Hoge Raad oordeelt dat, totdat het drempelbedrag wordt overschreden, de plaats van levering bij afstandsverkopen wordt bepaald door de hoofdregel van art. 5 lid 1 onderdeel a Wet OB 1968. De plaats van levering wordt dan bepaald door de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat het drempelbedrag in het eerste kwartaal van 2010 niet is overschreden, zodat art. 5a lid 1 Wet OB 1968 niet van toepassing is op de afstandsverkopen uit het eerste kwartaal van 2010. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 5a
Wet op de omzetbelasting 1968 5
Wet op de omzetbelasting 1968 15