De Europese Commissie start een precontentieuze procedure tegen Duitsland. Volgens de EC zijn de Duitse wettelijke bepalingen inzake de btw-vrijstelling voor diensten van zelfstandige groeperingen van personen (ZGP's) namelijk niet verenigbaar met de Btw-richtlijn. Het betreft ZGP's die een activiteit uitoefenen die is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn, teneinde aan hun leden de diensten te verlenen die direct nodig zijn voor de uitoefening van die activiteit. Duitsland beperkt deze vrijstelling namelijk tot de diensten van ZGP's waarvan de leden activiteiten of beroepen uitoefenen op het gebied van de gezondheidszorg. Volgens de EC geldt deze vrijstelling echter niet alleen voor groeperingen van bepaalde beroepsgroepen, maar voor alle ZGP's, wanneer de betrokkenen zijn vrijgesteld van btw of niet belastingplichtig zijn voor de activiteit die zij uitoefenen.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Duitsland in strijd met het EU-recht handelt. Duitsland beperkt de btw-koepelvrijstelling namelijk ten onrechte tot groeperingen van bepaalde beroepsgroepen. Volgens het Hof van Justitie EU leidt Duitsland ten onrechte uit het gebruik van het woord ‘beroepsbeoefenaren', door het Hof van Justitie EU, bij zijn uitlegging van de vrijstelling, af dat de vrijstelling alleen geldt voor de zelfstandige groeperingen van personen (ZGP's) waarvan de leden actief zijn op het gebied van de gezondheidszorg.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 22 september