Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat een bestuursorgaan mag voorbijgaan aan een hoorverzoek als dat onvoldoende expliciet is.

Belanghebbende, X, is het niet eens met aanslagen watersysteemheffing ongebouwd van Belastingsamenwerking Oost-Brabant. X is erfgenaam van degene aan wie de aanslagen zijn opgelegd.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat een bestuursorgaan mag voorbijgaan aan een hoorverzoek als dat onvoldoende expliciet is. Nu X heeft aangegeven ‘bereid' te zijn ‘eventueel' zijn bezwaren toe te lichten, heeft de heffingsambtenaar in het bezwaarschrift terecht geen expliciet verzoek gezien van X om (in alle gevallen) te worden gehoord. Er is daarom geen reden om een schending van de hoorplicht aan te nemen. Het aan de hoorzitting gekoppelde inzagerecht (art. 7:4 lid 2 Awb) is daarom evenmin geschonden. De rechtbank oordeelt verder dat de aanslag terecht is opgelegd op naam van de overleden persoon (die in het Kadaster nog als eigenaar staat geregistreerd) in plaats van op naam van de erfgenamen. De aanslag is verder opgelegd binnen de aanslagtermijn en naar het juiste tarief. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 117

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Algemene wet bestuursrecht 7:4

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 22 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen