X en zijn broer bezitten elk (indirect) 50% aandelen in een bv, die een bouwbedrijf exploiteert. Eind 2013 wordt in een bedrijfspand van die bv een hennepkwekerij aangetroffen. In geschil zijn de in 2020 opgelegde navorderingsaanslagen over 2012 en 2013 in de IB-sfeer, alsmede de 50% vergrijpboeten van totaal € 30.000. Volgens X werd het pand destijds verhuurd en handelt hij hobbymatig in allerlei roerende zaken, wat de aangetroffen contante geldstroom zou verklaren.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat X niet de vereiste aangiften over de betreffende jaren heeft gedaan. De inkomsten van zijn uit de hand gelopen handelhobby is ook een bron van inkomen. Die inkomsten tellen dus ook mee. X stelt vergeefs dat hij door de late oplegging van de aanslagen in bewijsnood verkeert. De aanslagen zijn namelijk al in 2015 aangekondigd. De boeten zijn in principe passend en geboden, omdat X de inkomsten uit hennepteelt en handel in roerende zaken niet heeft aangegeven. Na bezwaar zijn de boeten al gematigd met 16% wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Conform het standpunt van de inspecteur is een verdere matiging van 20% geboden, omdat de grondslag van de boeten is komen vast te staan met omkering van de bewijslast en nog eens met 20% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Voor 2012 resteert daarom een boete van € 3808 en voor 2013 een boete van € 19.045.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 25 april