Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur op het moment van het opleggen van de primitieve aanslag IB/PVV 2014 niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van de aangifte die is ingediend door een malafide gemachtigde.
Vanaf begin 2015 loopt een onderzoek naar het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende, X. De aangifte IB/PVV 2014 van X is op 10 december 2015 ingediend. Vanaf begin 2016 wordt het onderzoek naar het kantoor van gemachtigde uitgebreid met alle vanaf 1 januari 2016 digitaal ingediende aangiften IB/PVV. De aanslag IB/PVV 2014 van X wordt op 22 april 2016 conform de aangifte opgelegd. Naar aanleiding van enerzijds een onderzoek van een taxateur naar de kosten voor de monumentenpanden en anderzijds een boekenonderzoek in het kader van de winst uit onderneming wordt aan X een navorderingsaanslag opgelegd waarin de inspecteur de aftrek onderhoudskosten monumentenpanden en de winst uit onderneming corrigeert.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur op het moment van het opleggen van de primitieve aanslag IB/PVV 2014 niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. De inkomsten en aftrekposten gaven geen aanleiding voor twijfel. Weliswaar was er binnen de Belastingdienst een onderzoek gestart naar de gemachtigde van X, maar aangiften zoals die van X die zijn ingediend vóór 1 januari 2016 kregen geen automatische signalering voor verscherpt toezicht. De inspecteur beschikte bij het opleggen van de navorderingsaanslag over een nieuw feit en er was geen sprake van een ambtelijk verzuim. Daar komt bij dat X ten tijde van de aangifte te kwade trouw was. De navorderingsaanslag kan in stand blijven.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 27 oktober