Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat X geen recht heeft op de jonggehandicaptenkorting. Ondanks rugklachten en een medisch rapport maakt X niet aannemelijk dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
X ontvangt in 2016 een bijstandsuitkering. Volgens de jaaropgave van de gemeente ontvangt X aldus € 14.514. X stelt dat in de jaaropgave een onbelaste stimuleringspremie van de Participatiewet is begrepen en zij vermeldt daarom een lagere uitkering in haar IB-aangifte. Volgens Rechtbank Den Haag hoeft de inspecteur geen onderzoek hoeft in te stellen naar de juistheid van de jaaropgave. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (V-N 2020/26.1.1) oordeelt dat X geen recht heeft op de jonggehandicaptenkorting. Er zijn in hoger beroep namelijk geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat X voldoet aan de voorwaarden van art. 8.16a Wet IB 2001. Met de verwijzing naar onder meer rugklachten en een medisch rapport maakt X niet aannemelijk dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering. De daartoe bevoegde instanties hebben aan X ook geen Wajong-uitkering toegekend. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.16a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.84