Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in het jaar 2003 in Nederland. X is dat jaar als kapitein in loondienst werkzaam bij D GmbH gevestigd in Zwitserland. X heeft gewerkt op het motortankschip E dat in eigendom is van F. Dat schip is voorzien van een certificaat als bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte en dat met winstoogmerk is gebruikt voor vrachtvervoer. Op de Rijnvaartverklaring is zowel F als G SA ingevuld bij "Exploitant". De Zwitserse autoriteiten hebben met dagtekening 30 oktober 2006 aan X voor het jaar 2003 een zogenoemde E-101 verklaring afgegeven. Op grond hiervan is de Zwitserse wetgeving inzake de sociale zekerheid op X gedurende het jaar 2003 van toepassing. In zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2003 verzoekt X om vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen en aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur heeft de vrijstelling geweigerd. In beroep is Rechtbank Arnhem van mening dat G SA als exploitant moet worden aangemerkt en dat G SA niet in Nederland is gevestigd. X is daarom in het jaar 2003 geen premie volksverzekeringen in Nederland verschuldigd. Het beroep van X is gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de inspecteur ongegrond. Volgens het hof heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat het schip behoorde tot de onderneming van de eigenaar. Niet aannemelijk is geworden dat X zijn beroepsarbeid verrichtte aan boord van een schip dat behoort tot een onderneming waarvan de zetel zich in Nederland bevindt. Hieruit volgt dat X in het jaar 2003 niet was verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen, zodat hij ook geen premie daarvoor was verschuldigd.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6