Belanghebbende, X, is in het jaar 2006 in loondienst bij F gevestigd in Luxemburg. X werkt op motortankschip D waarvoor een Rijnvaartverklaring is afgegeven. Op de Rijnvaartverklaring die op 25 november 2004 is afgegeven aan eigenaar E staat bij "Exploitant" niets ingevuld. De Luxemburgse autoriteiten hebben aan X met dagtekening 15 februari 2006 een zogenoemde E-101 verklaring afgegeven. In deze verklaring is vermeld dat X met ingang van 1 januari 2004 in Luxemburg was verzekerd voor sociale verzekeringen en ook aldaar premies heeft betaald. Op 25 augustus 2006 hebben de Luxemburgse autoriteiten voor D een "certificat d'exploitant" afgegeven waarop F staat vermeld als exploitant. Voor D is op 14 november 2007 aan E als eigenaar daarvan een Rijnvaartverklaring afgegeven. Op deze verklaring is bij "Exploitant" F ingevuld. Deze verklaring is op 24 juli 2009 ingetrokken. In geschil is of X premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen in het jaar 2006. Volgens de inspecteur behoort D tot de onderneming van E en is X in Nederland premieplichtig. Volgens X is F de exploitant en is hij vrijgesteld van de premieplicht. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep.
In hoger beroep beslist Hof Arnhem-Leeuwarden dat de inspecteur, tegenover de betwisting door X, niet aannemelijk heeft gemaakt dat het schip behoort tot de onderneming van de eigenaar E. De inspecteur heeft geen bewijs bijgebracht dat E de winst geniet die met de exploitatie van het schip wordt beoogd. In het midden kan blijven of het schip al dan niet door F wordt geëxploiteerd. Ook als F niet de exploitant zou zijn, zou daaruit nog niet volgen dat E dat wel is. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6