Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in de jaren 2003 tot en met 2007 in Nederland. In die jaren was X als kapitein in loondienst werkzaam op verschillende binnenvaartschepen. Al deze schepen waren voorzien van certificaten als bedoeld in art. 22 van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 en werden met winstoogmerk gebruikt voor vrachtvervoer. X verzoekt om vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen voor de desbetreffende jaren. De inspecteur weigert de vrijstelling. X komt in beroep. In geschil is of X (volledig) is vrijgesteld van premieplicht voor de volksverzekeringen in Nederland. Rechtbank Arnhem heeft de beroepen van X gegrond verklaard en de aanslagen verminderd. De inspecteur komt in hoger beroep.X stelt inci denteel hoger beroep in.
Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schepen behoren tot de onderneming van de eigenaar. Het is niet aannemelijk geworden dat X zijn beroepsarbeid verrichtte aan boord van een schip dat behoorde tot een onderneming waarvan de zetel zich in Nederland bevindt. Het hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur ongegrond. Het incidentele hoger beroep van X is wel gegrond. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat het schip waarop X in het jaar 2005 werkte werd geëxploiteerd door de Nederlandse eigenaar daarvan. X is niet premieplichtig in Nederland dat jaar. De uitspraak van de rechtbank wordt, voor zover die betrekking heeft op het jaar 2005, vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6