Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2017 van Belastingcentrum Tribuut. Rechtbank Gelderland wijst de zaak op 27 december 2017 terug wegens schending van de hoorplicht. Op 26 februari 2019 verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond en wijst hij het verzoek om een dwangsom af. Op 26 april 2019 maakt X bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om toekenning van een dwangsom. Vervolgens stelt hij de heffingsambtenaar in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op dit bezwaar.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank het beroep van X tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de dwangsombeschikking ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In hoger beroep is namelijk niet langer in geschil dat voldaan is aan de vereisten van art. 6:12 lid 2 Awb (bezwaar én ingebrekestelling). Het hof oordeelt dat X te laat bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzende dwangsombeschikking. Het ontbreken van een bezwaarclausule maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar omdat X gebruik maakte van een professionele gemachtigde. X krijgt niet de gevraagde dwangsom maar vanwege het verkeerde dictum van de rechtbank wel een proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 februari