Hof Amsterdam oordeelt dat de ereschulden niet in aftrek komen op de nalatenschap omdat zij niet rechtens afdwingbaar zijn. De blote stelling van X dat de natuurlijke verbintenissen zijn omgezet in rechtens afdwingbare, is niet voldoende.

C overlijdt in 2017. Haar broers, waaronder X, zijn haar erfgenamen. In de aangifte erfbelasting neemt X op dat aan enkele neven en een nicht ieder een legaat van minder dan € 2129 is uitgekeerd. Volgens X is er sprake van ereschulden die zijn ontstaan doordat het gedrag van de neven en nicht hebben bijgedragen aan het levensgeluk van C en dat het de wil van C was. X voert daarbij aan dat C haar wil in verband met zwakbegaafdheid niet kon uiten.

Hof Amsterdam oordeelt dat de ereschulden niet in aftrek komen op de nalatenschap omdat zij niet rechtens afdwingbaar zijn. De blote stelling van X dat de natuurlijke verbintenissen zijn omgezet in rechtens afdwingbare, is niet voldoende. Verder is er door de afwezigheid van een testament geen objectief verifieerbare laatste wil van C. Ook zijn de uitkeringen aan de neven en de nicht geen schenkingen of giften als bedoeld in art. 4:126 lid 1 BW. Daarvoor had dan namelijk een notariële akte opgemaakt moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 2 februari

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen