Hof Den Haag beslist dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht. Het is niet aan de inspecteur te wijten dat er geen hoorzitting heeft plaatsgevonden.

Aan X wordt gelijktijdig met de aanslag IB/PVV 2015 een verzuimboete opgelegd wegens het niet (tijdig) doen van de aangifte over dat jaar. De inspecteur wijst het bezwaar van X af zonder dat X is gehoord. Hof Den Haag wijst daarom, in een eerdere uitspraak, de zaak terug naar de inspecteur voor een hernieuwde behandeling. Bepaald wordt dat tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij dit hof. Na terugwijzing nodigt de inspecteur X per aangetekende brief tevergeefs tot viermaal toe uit om een afspraak te maken voor een hoorgesprek. Omdat een datumvoorstel van de zijde van X uitblijft, nodigt de inspecteur X uiteindelijk bij aangetekende brief van 9 oktober 2019 uit voor een hoorgesprek. X reageert niet. Het bezwaar wordt uiteindelijk ongegrond verklaard. X komt in beroep.

Hof Den Haag beslist dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht. Het is niet aan de inspecteur te wijten dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. De inspecteur heeft voldoende inspanningen verricht om, na terugwijzing van de zaak, een hoorzitting met X te realiseren. De verzuimboete wordt gehandhaafd. De inspecteur maakt aannemelijk dat de aanmaning met daarin een termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan, aan het juiste woon- en correspondentieadres van X is verzonden. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:113

Algemene wet inzake rijksbelastingen 9

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 26 maart

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen