De heer A (erflater) is in december 2013 overleden. Twee van zijn kinderen, X1 en X2 zijnde de onderhavige belanghebbenden, maken bezwaar tegen de aanslagen erfbelasting. A bezat onder meer alle aandelen in C bv. Aan X1 en X2 zijn deze aandelen toebedeeld. De bv is in het bezit van een viertal onroerende zaken, waaronder verhuurde bedrijfsgebouwen en -loodsen, appartementen en bospercelen. X1 en X2 stellen dat de exploiatie daarvan een materiële onderneming is en dat zij daarom recht hebben op toepassing van de SW-bedrijfsopvolgingsregeling.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de bv geen onderneming in materiële zin exploiteert, aangezien de verrichte arbeid naar aard en omvang niet meer omvat dan wat bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is (zie HR 10 maart 2017, nr. 16/04190, V-N 2017/14.21). Het door X1 en X2 op de zitting gedane bewijsaanbod om de behaalde rendementen nader te onderbouwen, wordt dus gepasseerd. De rendementen zijn namelijk van belang als sprake is van 'meerarbeid'. De beroepen van X1 en X2 zijn ongegrond.
Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 26 juni