Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat het pand op het moment van verkoop een beleggingspand was en dat deze functie door de verhuur aan de eigen maatschap voor 75% in stand is gebleven. Aangezien X bv deelneemt in de maatschap is voor 25% sprake van eigen gebruik en is voor dat deel geen herinvestering mogelijk.

Belanghebbende, X bv, exploiteert een advocatenpraktijk. Haar enig aandeelhouder en bestuurder werkt als advocaat in de praktijk. Binnen de fiscale eenheid voor de VPB neemt X bv deel in een maatschap, waarin door vier maten wordt deelgenomen die allen gelijkgerechtigd zijn. In 2012 behaalt X bv winst bij de verkoop van een pand. Dit pand werd door haar tot begin 2006 verhuurd aan de maatschap en nadien aan een andere partij. In geschil is of X bv de boekwinst in een herinvesteringsreserve (HIR) mag onderbrengen. In de bezwaarfase heeft de inspecteur de reserve enkel toegestaan voor het herstel ad € 53.201 dat heeft plaatsgevonden aan de fundering van de achtergevel van het vervangende pand. Dat nieuwe pand verhuurt X bv aan de maatschap. Volgens X bv moet de rest van de fundering echter ook worden gerepareerd en is zij voornemens een garage te kopen om die tot archiefruimte voor de praktijk om te bouwen. Volgens Rechtbank Den Haag bestaat eind 2012 bij X bv het voornemen om de verkoopwinst te herinvesteren in het resterende funderingsherstel, waarvan de kosten worden geschat op € 100.000. Als namelijk door een te lage grondwaterstand een deel van de fundering is vernieuwd, dan is redelijkerwijs te verwachten dat de rest ook moet. Het is aannemelijk dat X bv eind 2012 het voornemen heeft te investeren in de aankoop van de garage. Het maakt niet uit dat de aankoop pas in 2014 is gerealiseerd. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat het pand op het moment van verkoop een beleggingspand was en dat deze functie door de verhuur aan de maatschap voor 75% in stand is gebleven. Aangezien X bv namelijk deelneemt in de maatschap is voor 25% sprake van eigen gebruik en is geen herinvestering mogelijk. De beoogde vervanging van de rottende houten funderingspalen door stalen buizenpalen en een betonnen fundering kwalificeert als een verbetering (zie HR 20 januari 1976, nr. 17.968, BNB 1977/3). X bv maakt met betrekking tot een offerte van februari 2013 voor funderingsherstel niet aannemelijk dat zij eind 2012 een aanvullend voornemen tot herinvestering had. X bv kan € 76.494 (€ 101.992 x 0,75) aan de reserve doteren. X bv maakt niet aannemelijk dat zij op de balansdatum van het onderhavige jaar concreet voornemens was de garage te kopen en te verbouwen. Het beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 26 juni

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen