De Hoge Raad oordeelt dat X bv niet is vrijgesteld van de VPB-heffing. De Hoge Raad overweegt hierbij dat de zorg, bezien vanuit de zorgvragers, niet wordt verricht door de zorginstelling.

Belanghebbende, X bv, is een landelijk opererende thuiszorginstelling en één van de toegelaten AWBZ-thuiszorginstellingen in Nederland. X bv maakt onderdeel uit van de E-groep. Voor het aanbieden, het uitvoeren en het verlenen van diensten en zorgtaken op het gebied van thuisverzorging en thuisverpleging, maakt X bv gebruik van de diensten van zogenoemde steunpunten. Deze steunpunten zijn van X bv onafhankelijke ondernemingen. De zorgverlening wordt verricht door ZZP'ers die zich bij de steunpunten hebben aangemeld. In geschil is of X bv is vrijgesteld van de VPB-heffing. Rechtbank Arnhem oordeelt dat X bv niet voldoet aan de voorwaarden die aan haar statuten worden gesteld voor toepassing van de VPB-vrijstelling. Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat X bv niet voldoet aan de winstbestemmingseis van art. 4 Uitv.besl. VPB. Volgens het hof kan X bv op grond van haar statuten namelijk ook niet-zorgactiviteiten verrichten. Verder staat de met de niet-zorgactiviteiten behaalde winst, evenals de met andere niet AWBZ-gerelateerde activiteiten behaalde winst, op grond van de statuten, ter vrije beschikking van de ava van X bv. Aan een en ander doet volgens het hof niet af dat op grond van de statuten de met zorgactiviteiten behaalde winst wel uitsluitend mag worden aangewend voor de in art. 4 Uitv.besl. genoemde doelstellingen. X bv is geen van VPB vrijgesteld lichaam in de zin van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat X bv niet is vrijgesteld van de VPB-heffing. De Hoge Raad overweegt hierbij dat de zorg, bezien vanuit de zorgvragers, niet wordt verricht door de zorginstelling. Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen is volgens de Hoge Raad namelijk vereist dat de werkzaamheden van een belastingplichtige uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan uit het genezen, verplegen of verzorgen van zieken, kraamvrouwen of gebrekkigen. De Hoge Raad verwijst hierbij naar zijn arrest van 28 maart 2014, nr. 13/00923 (V-N 2014/16.18). Dat X bv niet voldoet aan de winstbestemmingseis van art. 4 Uitv.besl. VPB, acht de Hoge Raad niet van belang. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 4

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 7 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen