Belanghebbende, X, is eigenaar van een onroerende zaak, zijnde een woning die op 1 januari 2016 in aanbouw is. Na gereedkoming heeft de woning een oppervlakte van circa 122 m² en een inhoud van 616 m³. De garage heeft na gereedkoming een oppervlakte van 41 m² en een inhoud van 131 m³. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 1.665 m². In geschil is de WOZ-waarde 2016. De grondwaarde en het gereedheidspercentage van de woning zijn niet in geschil.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente voor woningen in aanbouw de stichtingskosten inzichtelijk moet maken en niet blind mag varen op landelijke kengetallen. De heffingsambtenaar kan in beginsel, in lijn met de zogenaamde Waarderingsinstructie, gebruik maken van landelijke kengetallen, zoals bijvoorbeeld de kengetallen uit het Taxatieboekje (Her)bouwkosten woningen 2015. In dit geval heeft de heffingsambtenaar de door hem gebruikte (deel)waarden niet inzichtelijk gemaakt. X heeft de stichtingskosten bepaald aan de hand van de bouwkosten zoals die volgen uit de aanvraag omgevingsvergunning. De rechtbank volgt X hierin, maar X heeft verzuimd om die bouwkosten te vermeerderen met de btw. De rechtbank stelt de WOZ-waarde vast op 40% (gereedheidspercentage) van de door X opgegeven stichtingskosten, vermeerderd met de btw en de grondwaarde. De WOZ-waarde gaat omlaag van € 300.000 naar € 229.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 12 december