Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

X is eigenaar van een hoekwoning uit 1935 waarvan de WOZ-waarde 2019 na bezwaar € 812.000 bedraagt. X bepleit verlaging naar € 778.000.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Daarbij merkt de rechtbank op dat het de gemeente vrijstaat om vergelijkingsobjecten te kiezen waarvoor de hoogste verkoopprijzen zijn gerealiseerd. Bij het bepalen van de WOZ-waarde heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen die er bestaan tussen de woning van X en de referentiewoningen. De heffingsambtenaar heeft voor de woning van X een prijs per kuub gehanteerd die lager ligt dan het gemiddelde van de referentiewoningen. Dat de WOZ-waarde van de woning van X met 14% bovengemiddeld is gestegen, wil niet zeggen dat de WOZ-waarde 2019 te hoog is. Dat is niet het geval, aldus de rechtbank. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 28 oktober

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen