Hof Amsterdam verwerpt het standpunt van X dat enkel een buurpand als referentiewoning gebruikt moet worden.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een tussenwoning uit 1978. De heffingsambtenaar stelt de waarde van de woning vast op € 291.000. X bepleit een waarde van € 270.000.

Hof Amsterdam verwerpt het standpunt van X dat enkel een buurpand als referentiewoning gebruikt moet worden. Indien de heffingsambtenaar beschikt over vergelijkingsobjecten die (nagenoeg) identiek zijn aan de te waarderen woning en over vergelijkingsobjecten die niet (nagenoeg) identiek zijn, maar wel voldoende vergelijkbaar, dan staat geen regel in het recht er aan in de weg dat de heffingsambtenaar ook laatstgenoemde voldoende vergelijkbare objecten gebruikt om zijn standpunt over de waarde te onderbouwen. De stelling van belanghebbende dat het buurpand nagenoeg identiek is aan de woning van X ontbeert bovendien feitelijke grondslag. Er zijn verschillen qua perceelgrootte en het al dan niet hebben van een dakkapel. De stelling van X dat de woning een algehele modernisatie behoeft, leidt niet tot een lagere WOZ-waarde omdat de foto’s van de woning deze stelling niet ondersteunen. Dat de taxateur van X de woning inpandig heeft opgenomen en de taxateur van de gemeente niet is onvoldoende om reeds op grond daarvan de stelling van X aannemelijk te achten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 18 februari

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen