De Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling voor kerken in de verordening rioolheffing van de gemeente Loppersum niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

X is een woningcorporatie in de gemeente Loppersum en is het niet eens met aanslagen rioolheffing voor 680 van haar woningen in die gemeente (totaalbedrag € 208.386). Zij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, nu kerken volgens haar ten onrechte zijn vrijgesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling voor kerken in de verordening rioolheffing van de gemeente Loppersum niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Daarmee gaat de Hoge Raad voorbij aan de conclusie van A-G IJzerman (V-N 2021/15.18). De Hoge Raad legt uit dat gemeenten een grote vrijheid hebben bij de inrichting van hun belastingverordeningen. Die vrijheid omvat ook het creëren van een objectvrijstelling als deze, die geldt voor ‘eigendommen uitsluitend dienende tot openbare eredienst of voor bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag, anders dan kerkgenootschappen’. Daarbij maakt het volgens de Hoge Raad niet uit dat de rioolheffing een bestemmingsbelasting is en geen algemene belasting. De Hoge Raad stemt in met het oordeel van het hof dat de openbare toegankelijkheid van kerkgebouwen en het gebruik in het algemeen belang, een objectieve en redelijke rechtvaardiging vormen voor de ongelijke behandeling waarover X klaagt. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 augustus

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen