X maakt, zonder gronden te noemen, bezwaar tegen de gecombineerde aanslag gemeentelijke heffingen. De heffingsambtenaar stuurt hem twee maal een rappel om de gronden aan te vullen en verklaart het bezwaar, na niets te hebben ontvangen, niet-ontvankelijk op grond van art. 6:5 lid 1 onderdeel d Awb. Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep gegrond. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De heffingsambtenaar komt in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De heffingsambtenaar geeft ter zitting aan dat zijn standpunt nog is dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat X niet heeft aangegeven tegen welk besluit het bezwaar gericht was (art. 6:5 lid 1 onderdeel c Awb). De heffingsambtenaar heeft X ter zake van dit verzuim niet de mogelijkheid tot herstel geboden. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 11 mei