Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een vakantiepark dat door de gemeente Valkenswaard is afgebakend als recreatiesamenstel als bedoeld in art. 16 onderdeel e Wet WOZ.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het vakantiepark aangemerkt dient te worden als ‘niet-woning' als bedoeld in art. 220a lid 2 Gemeentewet, omdat minder dan 70% van de WOZ-waarde kan worden toegerekend aan delen die tot woning dienen of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Dit betekent dat de gemeente terecht de (hogere) OZB-tarieven voor niet-woningen heeft gehanteerd. Voor de recreatieve opstallen geldt wel de woondelenvrijstelling van art. 220e Gemeentewet. Om die reden vermindert de rechtbank de heffingsgrondslag voor de gebruikersbelasting OZB.
Hof 's-Hertogenbosch komt anders dan de rechtbank tot het oordeel dat het vakantiepark van X bv voor de OZB aangemerkt moet worden als een woning. De recreatiewoningen op het park dienen tot woning dan wel zijnj volledig dienstbaar aan woondoeleinden, zo oordeelt het hof in navolging van de rechtbank. Aan de duur van het gebruik van de recreatiewoningen komt geen betekenis toe. Evenmin is van belang of er sprake is van volgtijdig gebruik. X bv maakt (anders dan bij de rechtbank) aannemelijk dat meer dan 80% van de waarde toe te rekenen is aan woondoeleinden. Het hoger beroep van X bv is gegrond, de aanslag OZB gebruikersbelasting komt te vervallen en de aanslag eigenarenbelasting wordt verminderd.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 24 mei