Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar bij de WOZ-waardering van drie kantoorpanden niet is uitgegaan van te hoge kapitalisatiefactoren.  

X is eigenaar van een drietal kantoorpanden. Hij verschilt met de gemeente van mening over de hoogte van de WOZ-waarde 2013 van de panden.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar bij de WOZ-waardering van drie kantoorpanden niet is uitgegaan van te hoge kapitalisatiefactoren. De heffingsambtenaar heeft de kapitalisatiefactor bottom-up berekend en het hof acht het aannemelijk dat de risico-opslagpercentages die de heffingsambtenaar heeft gebruikt niet te laag zijn. De juistheid van de kapitalisatiefactoren blijkt ook uit een drietal verkoopcijfers van vergelijkbare kantoorpanden in combinatie met de (reken)huurprijzen van deze panden. Weliswaar is een van de panden verkocht in verhuurde staat (voor bepaling WOZ-waarde weliswaar in strijd met de fictie van art. 17 lid 2 Wet WOZ. Zie HR 25 april 2014, nr. 13/04068, BNB 2014/169), maar de kapitalisatiefactor die uit deze transactie volgt is dan ook aanzienlijk hoger dan de factor waarvan de heffingsambtenaar uitgaat. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en schuift de theoretische berekening van X terzijde. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 18 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen