Volgens Hof Den Haag wordt ieder zelfstandig appartement van een nieuw gebouw apart in gebruik genomen. Bij ingebruikname in 2014 voor BTW-vrijgestelde verhuur moet ineens worden herzien. Fictieve omzet is niet bruikbaar bij de pro rataberekening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Belanghebbende X heeft twee nieuwe gebouwen gerealiseerd (blok 6 en blok 17). Beide gebouwen bestaan uit een parkeer- en winkelruimte en daarboven appartementen, die alle juridisch zijn gesplitst. In 2013 zijn de appartementen van het blok 17 opgeleverd en grotendeels ook verhuurd. De negen niet in 2013 verhuurde appartementen waren bestemd voor short stay, maar zijn in 2014 BTW-vrijgesteld verhuurd. X geeft in 2013 een integratieheffing aan voor de ingebruikname van de appartementen in het tweede gebouw, waarbij voor de negen appartementen voor short-stay BTW in aftrek wordt gebracht. Verder berekent X de pro rata op de algemene kosten op basis van het werkelijk gebruik, door voor leegstaande appartementen fictieve omzet in de berekening mee te nemen.
Hof Den Haag (V-N Vandaag 2021/1168) oordeelt dat X de pro rata niet op basis van werkelijk gebruik mag berekenen. Verder moet ieder appartement als zelfstandige onroerende zaak worden aangemerkt, omdat de woningen kennelijk zelfstandig gebruikt (kunnen) worden. Dat betekent dat ieder appartement individueel in gebruik wordt genomen. Voor de in 2014 in gebruik genomen appartementen moet de BTW dus ineens worden herzien vanwege de wijziging van het voorgenomen gebruik. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO). (Na conclusie van A-G Ettema, opgenomen in V-N 2022/8.11)
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 11
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 13