X is eigenaar van een kantoorpand in de gemeente Groningen bestaande uit zeven verdiepingen. Op iedere verdieping bevindt zich een aantal kantoren, die aan diverse gebruikers worden verhuurd. De kantoren zijn afzonderlijk afsluitbaar. Op elke verdieping is een pantry en een toiletgroep aanwezig. In de kantoorruimten zelf is geen sanitaire- en keukenvoorziening aanwezig. De verdiepingen zelf zijn niet afsluitbaar. De heffingsambtenaar heeft het gehele kantoorpand voor het jaar 2014 afgebakend als één WOZ-object met een WOZ-waarde van € 8.103.000. X stelt dat de afzonderlijk verhuurde kantoren op grond van art. 16 onderdeel c Wet WOZ als zelfstandige WOZ-objecten aangemerkt moeten worden.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat een kantoorruimte zonder eigen toiletvoorziening niet kan worden aangemerkt als een zelfstandig WOZ-object. Niet in geschil is dat de (afsluitbare) kantoorruimten niet over toiletvoorzieningen beschikken. Daarmee beschikt de ruimte niet over alle voorzieningen die nodig zijn voor gebruik als kantoor. De afzonderlijk verhuurde kantoorruimten kunnen om die reden niet als zelfstandige gedeelten worden aangemerkt (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 30 augustus 2016, nr. 15/00722, V-N 2016/60.19.13). Nu vast is komen te staan dat de gemeente de onroerende zaak op de juiste wijze heeft afgebakend, is tussen partijen niet in geschil dat de WOZ-waarde moet worden vastgesteld op € 5.781.000.
Lees ook het thema over de WOZ.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16 en 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 13 december