De activiteiten van belanghebbende, X bv, bestaan onder andere uit de verkrijging, exploitatie en vervreemding van (register)goederen. In 2012 vormt X bv een HIR in verband met de verkoop van een onroerende zaak. In 2013 raakt X bv betrokken bij de koop van een landgoed. Hierbij worden tussen de koper en de verkoper diverse afspraken gemaakt over de verdeling van een eventuele winst die bij de doorverkoop van het landgoed wordt behaald. Het landgoed wordt vervolgens in 2017, met winst, verkocht. In geschil is of de HIR kan worden afgeboekt op de aanschafprijs van het landgoed.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv de HIR niet kan afboeken op de aanschafprijs van het landgoed. X bv maakt niet aannemelijk dat het landgoed was bestemd voor duurzame exploitatie. Het landgoed kwalificeert dan niet als bedrijfsmiddel. De rechtbank overweegt daarbij dat het landgoed weliswaar, kortstondig, is verhuurd, maar dat uit het dossier juist het beeld naar voren komt dat het landgoed van meet af aan was bestemd voor de verkoop. De rechtbank wijst daarbij op de afspraken over een eventuele winstverdeling bij doorverkoop en de andere specifieke afspraken die bij de koop van het landgoed zijn gemaakt. Nu het landgoed geen bedrijfsmiddel is, heeft de inspecteur de HIR-afboeking terecht gecorrigeerd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 januari