X trekt in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2012 en 2013 contante giften af aan een ANBI-geregistreerde universiteit. De definitieve aanslagen worden opgelegd conform de ingediende aangiftes in mei 2014 en februari 2015. In september 2015 start de FIOD een strafrechtelijk onderzoek naar de universiteit. Daaruit blijkt dat de penningmeester gebruik heeft gemaakt van valse kwitanties van contante giften. In maart 2017 wordt toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek voor fiscale doeleinden te gebruiken. De inspecteur legt X in december 2017 de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 en 2013 op met vergrijpboetes.
Rechtbank Den Haag beslist dat de inspecteur mocht navorderen omdat hij over een nieuw feit beschikte. Op het moment van het opleggen van de definitieve aanslagen was nog niet bekend dat door de penningmeester van de universiteit op grote schaal werd gehandeld in kwitanties en dat er getwijfeld kon worden aan de juistheid daarvan. Volgens de rechtbank toont X met de door hem overgelegde kwitanties en bankafschriften niet aan dat de door hem gestelde contante giften aan de universiteit ten goede zijn gekomen. De navorderingsaanslagen worden gehandhaafd. De vergrijpboetes worden vernietigd omdat de inspecteur opzet of grove schuld van X niet aannemelijk maakt.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 18 mei