In een KB-Lux zaak worden aan X, die niet ontkent een buitenlandse rekening te hebben gehad, over de jaren 1991 tot en met 2000 navorderingsaanslagen ib/pvv opgelegd met boetes van 50%. Over de jaren 1992 tot en met 2000 zijn navorderingsaanslagen vb opgelegd. Bij de navorderingsaanslagen vb 1992 tot en met 1995 en 2000 is telkens een boete van 50% van de nagevorderde belasting opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar vermindert de inspecteur de boetes met 20% wegens undue delay. X komt in beroep. In geschil is of de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de toepassing van de verlengde navorderingstermijn. Ook zijn de boetes in geschil en of X recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Rechtbank Noord-Holland overweegt dat de navorderingsaanslagen ib/pvv 1991 t/m 1997 en vb 1992 t/m 1998, die zijn opgelegd met gebruikmaking van de twaalfjaarstermijn, niet met voldoende voortvarendheid zijn opgelegd. Op 1 oktober 2002 beschikte de inspecteur over alle benodigde gegevens om tot de juiste bepaling van de verschuldigde belasting te komen. De inspecteur heeft X pas op 24 april 2003 in kennis gesteld van het feit dat navorderingsaanslagen met boetes zouden worden opgelegd, waarna deze pas in mei 2003 zijn opgelegd. Een periode van meer dan zes maanden is volgens de rechtbank te lang. De betreffende navorderingsaanslagen en boetes worden vernietigd. Met betrekking tot de overige jaren heeft de inspecteur terecht een matiging voor de boetes van 20% toegepast. Voor een verdere matiging is geen reden. X heeft recht op een immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn van éénmaal € 500 per half jaar.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 19 november