Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ongelijke behandeling van natuurlijke personen en rechtspersonen bij de heffing van forensenbelasting geen verboden discriminatie vormt.

Belanghebbende, X, is samen met zijn echtgenote maat in een maatschap die recreatiewoningen exploiteert op Vlieland. In geschil zijn aanslagen forensenbelasting die de gemeente voor 2014 en 2015 aan X heeft opgelegd. X voelt zich benadeeld ten opzichte van ondernemers die hun onderneming drijven in de vorm van een rechtspersoon.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ongelijke behandeling van natuurlijke personen en rechtspersonen bij de heffing van forensenbelasting geen verboden discriminatie vormt. Dit onderscheid is gemaakt door de formele wetgever (art. 223 Gemeentewet) en de rechtbank is van oordeel dat de wetgever hier zijn ruime beoordelingsmarge niet heeft overschreden. De rechtbank vernietigt wel de aanslag 2014 wegens strijd met het vertrouwensbeginsel. Tot 2012 heeft de gemeente nooit forensenbelasting opgelegd en heeft hiermee vertrouwen gewekt. De heffingsambtenaar heeft dit vertrouwen weliswaar opgezegd in zijn brief van 9 januari 2015 maar voor 2014 is dat te laat gebeurd. De rechtbank kent X ook een schadevergoeding toe van € 1500 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 223

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 4 juli

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen