X en mevrouw Y wonen vanaf 2006 duurzaam gescheiden. De bedragen die X aan Y betaalt trekt hij af als onderhoudsverplichtingen. In mei 2015 bepaalt de voorzieningenrechter dat X € 2.000 per maand aan Y moet betalen. X en Y gaan echter op dezelfde voet verder in de zin dat X maandelijks aan Y een bedrag betaalt naar gelang zijn fluctuerende inkomen dat toelaat. In 2016 wordt de echtscheiding uitgesproken. X betaalt in 2015 en in 2016 rond de € 9.000 alimentatie. Volgens de inspecteur wijken de betalingen van X teveel af van wat bij de voorlopige voorziening is bepaald, waardoor geen sprake meer is van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het feit dat de betalingen onregelmatig zijn, niet afdoet aan het periodieke karakter ervan. De betalingen in 2015 en 2016 kwalificeren als periodieke uitkeringen die voortvloeien uit het familierecht. De betalingen zijn aftrekbaar, uitgezonderd de betalingen (totaal € 700) na de datum van inschrijving van de echtscheiding, omdat partijen in het echtscheidingsconvenant hebben vastgelegd dat zij na ontbinding van het huwelijk geen alimentatie zijn verschuldigd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 17 maart