X doet in 2014 een inkeerverzoek met betrekking tot vermogen (€ 472.000) dat hij in Zwitserland heeft ondergebracht. In 2015 sluit X een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst voor de over 2002 - 2012 te vorderen IB en heffingsrente. In dat kader betaalt X € 78.000. De OvJ besluit vervolgens om X strafrechtelijk te vervolgen wegens witwassen.
De strafkamer van Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk onjuist doen van IB-aangiften 2002 - 2012. Daarmee is sprake van een gronddelict voor het witwassen. Vervolgens stelt het hof echter vast dat X zich met succes kan beroepen op analoge toepassing van de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69 lid 3 AWR. Het hof wijst er daarbij op dat een strafrechtelijk vervolging voor witwassen anders het effect ontneemt aan art. 69 lid 3 AWR. Hierbij is dan wel van belang dat X succesvol is ingekeerd. Nu dat het geval is, is het recht tot strafvervolging op de voet van art. 69 AWR komen te vervallen en verklaart het hof het OM niet-ontvankelijk in de strafvervolging voor witwassen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 17 maart