Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur zich in de bezwaarfase ten onrechte heeft beroepen op interne compensatie tussen de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De aanvankelijk op nihil gestelde premies zijn later dus ten onrechte in de navordering betrokken. De aanslagen worden in zoverre verminderd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

De heer X is eigenaar van een perceel grond. Op het perceel staat een woonwagen waarin een vrouw en haar kind officieel wonen. X is de vader van het kind, maar hij staat officieel ingeschreven in Duitsland. X reist in 2009 tot en met 2011 met een toercaravan door Europa en handelt in pannen-, bestek- en messensets. Bij een strafrechtelijke doorzoeking in 2013 zijn op het perceel messen- en pannensets, sieraden, auto’s, caravans, fietsen, kleding, schoenen en tassen gevonden, alsmede inkoopfacturen en contant geld. De inspecteur stelt dat X inkomsten heeft verzwegen. In geschil zijn de IB-(navorderings)aanslagen, de btw-naheffingsaanslag en vergrijpboetes. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant woont X gelet op zijn duurzame persoonlijke bindingen in Nederland. Zo heeft hij de Nederlandse nationaliteit en heeft hij hier een ingerichte woonwagen met vaste tv-aansluiting tot zijn beschikking. De aanslagen zijn grotendeels terecht opgelegd op basis van redelijke schattingen en vermogelijksvergelijkingen. Om buiten het zicht van de Nederlandse Belastingdienst te blijven, heeft X zich bewust in Duitsland op een postadres ingeschreven en aldaar marginale inkomsten opgegeven. De boetes van in totaal van € 26.508 zijn passend en geboden. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2019/29.1.5) oordeelt dat de inspecteur zich in de bezwaarfase ten onrechte heeft beroepen op interne compensatie tussen de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De aanvankelijk op nihil gestelde premies zijn later dus ten onrechte in de navordering betrokken. De aanslagen worden in zoverre verminderd. Volgens de vermogensvergelijkingen in hoger beroep heeft X een negatief netto-privé van € 41.419, € 13.208 en € 162.063 in respectievelijk 2009, 2010 en 2011. De door de inspecteur benoemde uitgaven van X in 2009 en 2010 blijven echter slechts voor een klein deel in stand. Voor 2011 komen de inkomsten van X volgens een redelijke schatting uit op € 133.997. De extra te belasten inkomsten kunnen worden nagevorderd door de kwade trouw van X. Voor de meer-inkomsten hoeft aan X geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te worden verleend, aangezien deze elders niet zijn aangegeven. De boetes van in totaal € 22.090 zijn passend en geboden. Het beroep van X is deels gegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 maart

40

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen