X vraagt in februari 2017 een omgevingsvergunning aan voor de legalisering van de bouw van een agrarische woning met schuur. De heffingsambtenaar van Castricum legt aan hem een aanslag leges op. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de aanslag leges terecht is opgelegd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, dat het college met de passage in de ontwerpvergunning dat ter zake van de bouwkosten van XXX een bedrag van € 0,00 wordt geheven niet het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat X geen leges verschuldigd zou zijn. Het hof voegt daaraan toe dat de ter inzage legging van de concept vergunning geen besluit over de leges inhoudt. In de definitieve vergunning is door het college wel een bedrag aan leges opgenomen, waarvoor door de heffingsambtenaar een aanslag is opgelegd. Het college is niet bevoegd een aanslag op te leggen. De heffingsambtenaar is daarbij terecht uitgegaan van de legalisatie van een bouwwerk die een buitenplanse afwijking inhoudt. Er is ook niet dubbel geheven. Zowel het in behandeling nemen van de in 2012 ingediende aanvraag omgevingsvergunning als het in 2017 in behandeling nemen van de in dat jaar ingediende aanvraag omgevingsvergunning vormt een afzonderlijk belastbaar feit waarvoor leges kunnen worden geheven. Voor zover X stelt dat de gemeente tijdens de procedure over de in 2012 ingediende aanvraag omgevingsvergunning onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, dient hij zich daarvoor tot de civiele rechter te wenden. Niet gebleken is dat de geraamde baten de geraamde lasten overstijgen. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 november