Belanghebbende, X, bezit participaties in plantages met teakbomen in Brazilië en Costa Rica. X heeft deze participaties in de periode 2001-2005 gekocht voor € 72.500 en € 500.000. In geschil is de waardering in box 3 voor belastingjaar 2012. De inspecteur staat een waarde voor van € 491.000.
Hof Den Haag oordeelt dat de overschrijding van de uitspraaktermijn door de inspecteur de rechtmatigheid van de aanslag niet raakt. De beslistermijn van art. 7:10 Awb draagt het karakter van een termijn van orde. Het hof oordeelt dat de inspecteur de participaties in teakhout niet te hoog heeft gewaardeerd in box 3. X heeft zijn stelling dat de participaties niets waard zijn vanwege de slechte perspectieven niet aannemelijk gemaakt. De box-3-heffing vormt voor X geen individuele en buitensporige last. Het enkele feit dat de opbrengsten uit de participaties achterblijven bij de verwachtingen van X is daartoe onvoldoende. X komt ten slotte niet in aanmerking voor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:10
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 28 december